Uitspraak
17.1908 ZW
31 januari 2017, 16/1277 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, die zich per 18 augustus 2015 ziek had gemeld met psychische klachten, was eerder door het Uwv geschikt geacht voor haar laatst verrichte arbeid als medewerkster contactcenter. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de belastbaarheid van appellante.
Appellante herhaalde in hoger beroep haar eerdere gronden, waarin zij stelde dat haar psychische beperkingen en slapeloosheid onvoldoende waren onderkend. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om aan de juistheid van de beoordeling van de verzekeringsarts te twijfelen. De rechtbank had overtuigend gemotiveerd waarom appellante geschikt was voor haar maatgevende arbeid, ondanks haar borderline persoonlijkheidsstoornis en PTSS.
De Raad concludeerde dat de gronden van appellante in hoger beroep niet nieuw waren en dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere beoordeling kon ondermijnen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten opgelegd.