ECLI:NL:CRVB:2019:1572

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
8 mei 2019
Zaaknummer
17/5392 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid CAK om zorgtoeslag om te leiden als tegemoetkoming in bestuursrechtelijke premie

Op 8 mei 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak tussen appellante en het CAK, met zaaknummer 17/5392 ZVW. De zaak betreft de omleiding van zorgtoeslag door het CAK naar het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) ter voldoening van een bestuursrechtelijke premie. Appellante was door haar zorgverzekeraar VGZ Zorgverzekeraar N.V. aangemeld als wanbetaler, wat leidde tot een bestuursrechtelijke premie van € 148,95 per maand. Het CAK had in 2015 besloten om de zorgtoeslag van appellante om te leiden naar het CJIB, wat appellante betwistte. De rechtbank Gelderland had eerder het beroep van appellante gegrond verklaard en het bestreden besluit van het CAK vernietigd, maar het CAK had in hoger beroep aangevoerd dat de omleiding van zorgtoeslag geen beslag is en dat de regels van beslag niet van toepassing zijn. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het CAK bevoegd was om de zorgtoeslag om te leiden. De Raad oordeelde dat de omleiding geen beslag is en dat de regels omtrent beslagvrije voet niet van toepassing zijn. De uitspraak werd gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van griffier W.M. Swinkels.

Uitspraak

17.5392 ZVW

Datum uitspraak: 8 mei 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland van 27 juli 2017, 17/1898 en 16/6044 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)

CAK

PROCESVERLOOP
Vanaf 1 januari 2017 oefent CAK in zaken als deze de bevoegdheden uit die voorheen door het Zorginstituut Nederland werden uitgeoefend. In deze uitspraak wordt onder CAK mede verstaan Zorginstituut Nederland.
Namens appellante heeft haar echtgenoot [naam echtgenoot appellante] hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingestuurd.
CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2019. Appellante is niet verschenen. CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.G.G. de Bakker, werkzaam bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB).

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 18 augustus 2011 heeft CAK appellante bericht dat zij door haar zorgverzekeraar VGZ Zorgverzekeraar N.V. op 30 juli 2011 is aangemeld als wanbetaler in de zin van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Daarom is zij vanaf augustus 2011 een bestuursrechtelijke premie verschuldigd van € 148,95 per maand.
1.2.
Bij besluit van 26 mei 2015 heeft CAK aan appellante bericht dat op grond van
artikel 18f, zesde lid, van de Zvw de zorgtoeslag van appellante wordt uitbetaald aan het CJIB ter gedeeltelijke voldoening van de door appellante verschuldigde bestuursrechtelijke premie (omleiding zorgtoeslag). Voor het resterende bedrag ontvangt appellante een acceptgiro.
1.3.
Bij besluit van 19 februari 2016 (bestreden besluit) heeft CAK het bezwaar van appellante tegen het besluit van 26 mei 2015 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet binnen de in de wet gestelde termijn van zes weken is ontvangen en er geen verschoonbare reden voor de overschrijding van de bezwaartermijn is. Ten overvloede heeft CAK opgemerkt dat de omleiding van de zorgtoeslag geen beslag is en de regels van beslag (en die van de beslagvrije voet) niet van toepassing zijn.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank – met bepalingen over proceskosten en griffierecht – het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en bepaald dat de uitspraak van de rechtbank in de plaats treedt van het bestreden besluit. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank zelf in de zaak voorzien en geoordeeld dat CAK bevoegd was om de zorgtoeslag om te leiden. Bij de omleiding van zorgtoeslag gaat het niet om beslaglegging, zodat de regels die gelden bij beslag – zoals het rekening houden met een beslagvrije voet – niet van toepassing zijn.
3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat bij de omleiding van de zorgtoeslag geen rekening wordt gehouden met de beslagvrije voet.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Met juistheid heeft de rechtbank geoordeeld dat CAK op grond van artikel 18f, zesde lid, van de Zvw bevoegd was de aan appellante toekomende zorgtoeslag als tegemoetkoming in de bestuursrechtelijke premie aan CJIB uit te laten betalen. Deze omleiding van de zorgtoeslag is geen beslag zodat de regels van de beslagvrije voet als neergelegd in
artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geen beperking inhouden om van deze bevoegdheid gebruik te maken. Wat appellante in deze zaak meer of anders heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van W.M. Swinkels als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2019.
(getekend) J.P.A. Boersma
(getekend) W.M. Swinkels
lh