ECLI:NL:CRVB:2019:1565

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
8 mei 2019
Zaaknummer
15/5691 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en schadevergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 mei 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Het hoger beroep werd ingetrokken omdat het Uwv op 29 maart 2018 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen, waarmee aan de bezwaren van de betrokkene was tegemoetgekomen. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. G.J.A.M. Gloudi, had eerder verzocht om veroordeling van het Uwv in de kosten van rechtsbijstand en schadevergoeding voor gemaakte kosten, waaronder medische informatie en reiskosten.

De Raad heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld tot vergoeding van kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft het verzoek van de betrokkene om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente over de na te betalen uitkering toegewezen. Daarnaast is het Uwv veroordeeld tot betaling van de kosten die de betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep en het incidenteel hoger beroep.

De totale kostenveroordeling is vastgesteld op € 1.755,50, waarbij de kosten van rechtsbijstand, medische informatie en reiskosten zijn meegenomen. Het verzoek om vergoeding van portokosten, telefoonkosten en kosten van hypnotherapie/psychotherapie is afgewezen, omdat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen volgens het limitatieve karakter van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De uitspraak is openbaar gedaan door M. Greebe, met R.L. Rijnen als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 8 mei 2019
15/5691 ZW, 15/6204 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a, 8:88 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep en het incidenteel hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 30 juli 2015, 14/3244 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Het Uwv heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. G.J.A.M. Gloudi een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een zienswijze ingediend in het incidenteel hoger beroep.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2016. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.J.S. van Daatselaar. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. Gloudi.
Het onderzoek is ter zitting geschorst.
De door de Raad benoemde deskundige heeft een rapport uitgebracht, waarna het Uwv op
29 maart 2018 een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen.
Het Uwv heeft het hoger beroep ingetrokken. Betrokkene heeft vervolgens het incidenteel hoger beroep ingetrokken omdat met het besluit van 29 maart 2018 geheel aan haar bezwaren is tegemoetgekomen. Zij heeft tegelijkertijd verzocht om veroordeling van het Uwv in de (proces)kosten en tot vergoeding van door haar geleden schade.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
1.2.
Op grond van artikel 8:88, aanhef en onder a, van de Awb is de bestuursrechter bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van de schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit.
2. De Raad wijst het verzoek van betrokkene toe om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van schade in de vorm van wettelijke rente over de na te betalen uitkering. Voor de wijze waarop het Uwv de wettelijke rente dient te berekenen, verwijst hij naar zijn uitspraak van
25 januari 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958).
3.1.
Er is aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van het hoger beroep en het incidenteel hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
3.2.
De kosten van rechtsbijstand worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), begroot op € 1.536,- in het hoger beroep en het incidenteel hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
3.3.
Voor vergoeding komen verder in aanmerking de gemaakte kosten van € 170,- in verband met het opvragen van medische informatie en de reiskosten van betrokkene naar de zitting van de Raad en naar de deskundige ten bedrage van in totaal € 49,50 (op basis van tweede klas openbaar vervoer).
3.4.
Het verzoek om vergoeding van portokosten wordt afgewezen omdat, gelet op het limitatieve karakter van het Bpb, portokosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Dit geldt ook voor telefoonkosten en de kosten van consulten hypnotherapie/psychotherapie.
3.5.
De totale kostenveroordeling komt uit op een bedrag van € 1.755,50.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv tot betaling aan betrokkene van vergoeding van schade als onder 2
vermeld;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.755,50.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2019.
(getekend) M. Greebe
(getekend) R.L. Rijnen

VC