ECLI:NL:CRVB:2019:1562
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na medisch onderzoek en arbeidsongeschiktheidseisen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 mei 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om geen WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die eerder als servicetechnicus werkte, had zich ziek gemeld vanwege hartklachten en later ook psychische klachten. Het Uwv had in eerdere besluiten vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en weigerde daarom de uitkering. Appellant stelde dat zijn gezondheid was verslechterd en dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd. Hij voerde aan dat zijn beperkingen niet goed waren meegenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die door het Uwv was opgesteld.
De rechtbank Noord-Holland had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende rekening had gehouden met de medische klachten van appellant en dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige zorgvuldig te werk waren gegaan. De Raad concludeerde dat appellant in staat was om de geselecteerde functies te vervullen, en dat er geen aanleiding was om een onafhankelijke verzekeringsarts in te schakelen. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de criteria voor het toekennen van WIA-uitkeringen, waarbij de belastbaarheid van de appellant centraal staat.