ECLI:NL:CRVB:2019:1561
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-loonaanvullingsuitkering na zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 mei 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. Appellante, die als productiemedewerkster werkte, had zich op 6 juli 2006 ziek gemeld met psychische klachten. Na een periode van arbeidsongeschiktheid ontving zij een WGA-loonaanvullingsuitkering, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 2 november 2015 werd beëindigd. Dit besluit was gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek. Appellante was het niet eens met deze beëindiging en heeft hoger beroep ingesteld.
De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard en het Uwv veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsartsen hadden de medische situatie van appellante goed in kaart gebracht en de informatie van behandelend artsen betrokken in hun beoordeling. Appellante had geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de eerdere beoordelingen konden ondermijnen.
De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) te twijfelen en dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellante. Het verzoek van appellante om een medisch deskundige te benoemen werd afgewezen. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.