ECLI:NL:CRVB:2019:1536

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 mei 2019
Publicatiedatum
7 mei 2019
Zaaknummer
18-1682 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsrecht na verzuim in het aanleveren van gegevens door appellant

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de intrekking van het recht op bijstand van appellant, die niet op afspraken is verschenen en niet tijdig de gevraagde stukken, waaronder bankafschriften, heeft overgelegd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellant geen bezwaar had gemaakt tegen de opschorting van zijn bijstandsrecht en dat hij de gevraagde gegevens niet tijdig had overgelegd.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat appellant een verwijt kan worden gemaakt van het niet tijdig overleggen van de gevraagde gegevens. Appellant, die dakloos is en een postvak heeft bij de gemeente, heeft in plaats van de afgesproken frequentie van één keer per week, slechts ongeveer één keer per maand zijn post opgehaald. Dit wordt als zijn verantwoordelijkheid gezien.

De Raad concludeert dat het college van burgemeester en wethouders van Tilburg bevoegd was om de bijstand van appellant per 3 juli 2017 in te trekken. De argumenten die appellant heeft aangevoerd, bieden geen grond voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot intrekking gebruik heeft kunnen maken. Het hoger beroep van appellant slaagt niet, en er is geen aanleiding voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

18.1682 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 2 maart 2018, 17/7622 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (college)
Datum uitspraak: 16 april 2019
Zitting heeft: A.M. Overbeeke als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: J. Tuit
Namens appellant is verschenen mr. I.A.C. Cools, advocaat. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door J.A. Hoftijzer en F.J.W. de Bruijn.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
In geding is een besluit tot intrekking na opschorting van het recht op bijstand, omdat appellant zonder bericht niet op afspraken is verschenen en niet tijdig de gevraagde stukken, waaronder bankafschriften, heeft overgelegd.
Tegen de opschorting van het recht op bijstand heeft appellant geen bezwaar gemaakt. Verder is niet in geschil dat appellant de gevraagde gegevens niet tijdig heeft overgelegd en evenmin dat die stukken voor de vaststelling van het recht op bijstand relevante gegevens betreffen.
Tussen partijen is in geschil of appellant een verwijt kan worden gemaakt van het niet tijdig overleggen van de gevraagde gegevens.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hem geen verwijt kan worden gemaakt. De omstandigheid dat appellant, die dakloos is en een postvak heeft bij de Afdeling Werk en Inkomen van de gemeente, in plaats van zoals afgesproken één keer per week maar ongeveer één keer per maand zijn post ophaalt, komt voor risico en rekening van appellant.
Dit betekent dat appellant een verwijt kan worden gemaakt van het niet tijdig overleggen van de gevraagde gegevens, zodat het college bevoegd was de bijstand van appellant per
3 juli 2017 in te trekken. Wat appellant heeft aangevoerd, levert geen grond op voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot intrekking gebruik heeft kunnen maken.
Het hoger beroep slaagt niet.
Voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) J. Tuit (getekend) A.M. Overbeeke