ECLI:NL:CRVB:2019:1517
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 mei 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van haar WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontving, had zich ziek gemeld met lichamelijke en psychische klachten. Na een medisch onderzoek concludeerde het Uwv dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van de WIA-uitkering. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat haar gezondheidssituatie was verslechterd en dat haar beperkingen onvoldoende waren erkend.
De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt en verzocht om de benoeming van een onafhankelijke deskundige. De Raad voor de Rechtspraak onderschreef echter de eerdere bevindingen van de rechtbank en oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd had gereageerd op de ingediende rapporten van appellante's medisch adviseur.
De Raad concludeerde dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de eerdere conclusies konden onderbouwen en dat de geselecteerde functies in overeenstemming waren met de belastbaarheid van appellante. Het verzoek om een medisch deskundige te benoemen werd afgewezen, en de Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank, waardoor de weigering van de WIA-uitkering werd gehandhaafd.