ECLI:NL:CRVB:2019:1492
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid na psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die zich op 25 augustus 2014 ziek had gemeld met psychische klachten. Het Uwv had vastgesteld dat appellant met ingang van 11 december 2015 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant was het niet eens met deze beslissing en had hoger beroep ingesteld, waarbij hij ook een verzoek tot schadevergoeding indiende.
De rechtbank Gelderland had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het Uwv het medisch onderzoek zorgvuldig had uitgevoerd. In hoger beroep herhaalde appellant zijn bezwaren, met name over de onvoldoende rekening houden met zijn psychische en lichamelijke klachten. De Raad beoordeelde de argumenten van appellant en concludeerde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies die aan de EZWb ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant.
De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat er geen reden was om te twijfelen aan de belastbaarheid van appellant zoals vastgesteld door het Uwv. De verzekeringsartsen hadden de psychische klachten en de diagnose PTSS in hun beoordeling betrokken. De Raad oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.