ECLI:NL:CRVB:2019:1487
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag tegemoetkoming TOG en dubbele kinderbijslag AKW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming op grond van de Regeling tegemoetkoming ouders van thuiswonende gehandicapte kinderen (TOG) en voor dubbele kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor zijn zoon. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had deze aanvragen afgewezen, omdat de TOG per 1 januari 2015 was vervallen en de dubbele kinderbijslag niet met terugwerkende kracht kon worden toegekend. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze besluiten ongegrond verklaard.
De appellant voerde in hoger beroep aan dat hij recht had op een tegemoetkoming op grond van overgangsrecht en dat er sprake was van een bijzonder geval. Hij stelde dat hij onjuist was voorgelicht door een stichting over de voorwaarden voor de TOG en dat zijn zoon pas later was gediagnosticeerd met een meervoudige verstandelijke beperking. De Raad overwoog dat voor een tegemoetkoming op grond van de TOG of dubbele kinderbijslag sprake moet zijn van een bijzonder geval, maar dat de door appellant aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om dit te onderbouwen.
De Raad concludeerde dat de Svb niet in gebreke was gebleven en dat de appellant niet tijdig had aangevraagd. De omstandigheden die de appellant aanvoerde, zowel op zichzelf als in samenhang, leidden niet tot het oordeel dat er sprake was van een bijzonder geval. Daarom werd het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd.