ECLI:NL:CRVB:2019:1481
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor stofferings- en inrichtingskosten in verband met verhuizing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, had op 26 juli 2016 bijzondere bijstand aangevraagd voor stofferings- en inrichtingskosten in verband met een verhuizing. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de kosten tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en uit het eigen inkomen moeten worden betaald. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de regel rechtvaardigden. De appellant had al jaren op kamers gewoond en de kosten van de verhuizing waren voorzienbaar. De rechtbank heeft in haar uitspraak benadrukt dat het aan de aanvrager is om bijzondere omstandigheden aan te tonen, wat de appellant niet heeft gedaan. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en het hoger beroep van de appellant afgewezen, waardoor de eerdere uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.