ECLI:NL:CRVB:2019:1478

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
2 mei 2019
Zaaknummer
18/2628 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens te late indiening per fax

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar dat door appellanten is ingediend tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). Appellanten ontvingen een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) van de Svb, maar deze werd bij besluit van 24 juli 2017 ingetrokken over de periode van september 2010 tot en met juni 2015. De Svb verklaarde het bezwaar tegen dit besluit niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift niet tijdig was ontvangen. Appellanten stelden dat zij het bezwaarschrift op 4 september 2017 per fax hadden verzonden, maar de Svb ontving het pas op 5 september 2017, na afloop van de bezwaartermijn.

De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep tegen het besluit van de Svb ongegrond, en appellanten gingen in hoger beroep. In hoger beroep herhaalden appellanten hun argumenten, stellende dat de vertraging in de ontvangst van het bezwaarschrift niet aan hen kon worden toegerekend. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het indienen van een bezwaarschrift per fax een toelaatbare wijze van indiening is, maar dat de risico's van deze wijze van indiening voor rekening van de verzender komen. Aangezien appellanten het bezwaarschrift slechts vier minuten voor het verstrijken van de termijn hadden verzonden, liepen zij het risico dat het te laat zou worden ontvangen.

De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en dat de Svb het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

18 2628 PW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 30 april 2019
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
28 maart 2018, 17/6806 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant 1] en [appellant 2] , beiden te [woonplaats] (appellanten)
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Namens appellanten heeft mr. B. Kaya, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb, is een nader onderzoek ter zitting achterwege gelaten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellanten ontvingen een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) van de Svb.
1.2.
Bij besluit van 24 juli 2017 heeft de Svb de AIO-aanvulling van appellanten over de maanden september 2010 tot en met juni 2015 ingetrokken en de gemaakte kosten van
AIO-aanvulling van hen teruggevorderd.
1.3.
Bij besluit van 11 oktober 2017 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar tegen het besluit van 24 juli 2017 niet-ontvankelijk verklaard. Daaraan ligt ten grondslag dat de Svb het bezwaarschrift niet tijdig heeft ontvangen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen, waarbij voor eisers appellanten moet worden gelezen en voor verweerder de Svb:
"2. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat de bezwaartermijn is aangevangen op 25 juli 2017 en eindigde op 4 september 2017. Het bezwaarschrift, met de dagtekening 4 september 2017, is door verweerder per fax ontvangen op
5 september 2017, om 00:21 uur. Dat is na afloop van de bezwaartermijn.
3. Eisers hebben aangevoerd dat het bezwaarschrift wel op tijd is verzonden, namelijk op 4 september 2017, om 23.56 uur. Het bezwaarschrift is verzonden door de advocaat van eisers en hij heeft hiervan een verzendbewijs overgelegd. Volgens eisers doet de fax er normaliter twee minuten over om een document te verzenden. Dat de verzending in dit geval veel langer heeft geduurd, zodat de fax pas op
5 september 2017 is ontvangen, komt door het slecht functionerende faxsysteem van verweerder. Eisers vinden dat verweerder het daarmee voor hen onmogelijk heeft gemaakt om het bezwaar tijdig in te dienen en de late ontvangst van het bezwaarschrift kan hen dan ook niet worden verweten.
4. De rechtbank overweegt dat volgens vaste jurisprudentie het indienen van een bezwaarschrift per fax op zichzelf is aan te merken als een toelaatbare wijze van verzending. De aan deze wijze van indiening verbonden risico's, waaronder het langer duren van de verzending dan gebruikelijk of verwacht, komen echter voor rekening van de verzender van de fax.
5. De rechtbank is van oordeel dat dit in het geval van eisers niet anders is. Eisers hebben het bezwaarschrift vier minuten voor het verstrijken van de bezwaartermijn verzonden per fax. Daarmee liepen zij een risico dat het bezwaarschrift te laat zou worden ontvangen, bijvoorbeeld door een traag werkend faxsysteem. Dat risico komt voor rekening van eisers en is dus geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
6. Er zijn ook geen andere omstandigheden naar voren gekomen die maken dat de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. Verweerder heeft het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk geacht."
3. In hoger beroep hebben appellanten zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellanten hebben aangevoerd dat het bezwaarschrift op 4 september 2017 tijdig per fax is verzonden. Bij de verzending van het faxbericht hebben zich geen onregelmatigheden voorgedaan. Gelet daarop mochten appellanten ervan uitgaan dat het faxbericht de Svb tijdig had bereikt. Een aan de zijde van de Svb veroorzaakte vertraging of storing kan appellanten redelijkerwijs niet worden toegerekend. De termijnoverschrijding is niet te wijten aan appellanten en derhalve verschoonbaar.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De gronden die appellanten in hoger beroep hebben aangevoerd, zijn in essentie een herhaling van wat zij in beroep hebben aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellanten hebben geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van de betrokken gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig is. De Raad kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen, zoals onder 2 weergegeven, waarop dat oordeel rust.
4.2.
Uit rechtsoverweging 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van F.H.R.M. Robbers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 april 2019.
(getekend) P.W. van Straalen
(getekend) F.H.R.M. Robbers
lh