ECLI:NL:CRVB:2019:1474
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens niet aannemelijk maken hoofdverblijf op opgegeven adres
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) door het college van burgemeester en wethouders van Enschede. Appellante, afkomstig uit Syrië en sinds juni 2016 in het bezit van een verblijfsvergunning, had zich op 16 augustus 2016 gemeld voor bijstand en een aanvraag ingediend met een opgegeven adres. Echter, het college beschouwde dit adres als een 'risicoadres' en heeft een onderzoek ingesteld naar de woon- en leefsituatie van appellante. Tijdens dit onderzoek werd appellante op verschillende momenten niet aangetroffen op het opgegeven adres, wat leidde tot twijfels over haar hoofdverblijf.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij haar hoofdverblijf op het opgegeven adres had. De rechtbank had eerder het beroep tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. De Raad benadrukt dat het aan de aanvrager is om de feiten en omstandigheden aan te tonen die nopen tot inwilliging van de aanvraag. In dit geval heeft appellante niet voldoende bewijs geleverd dat het zwaartepunt van haar persoonlijk leven op het opgegeven adres lag. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.