ECLI:NL:CRVB:2019:1472
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing aanvraag bijstandsverlening en terugvordering voorschot op grond van de Participatiewet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die zijn beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijstandsverlening ongegrond heeft verklaard. Appellant had zich op 10 oktober 2016 gemeld voor een aanvraag op grond van de Participatiewet (PW) en stelde dakloos te zijn. De gemeente Rotterdam had hem een voorschot van € 596,76 toegekend, maar later de aanvraag afgewezen en het voorschot teruggevorderd, omdat appellant niet in de gemeente Rotterdam woonde. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de inschrijving van appellant in de basisregistratie personen en zijn verblijf bij verschillende familieleden.
De Raad oordeelt dat de bewijslast voor bijstandsbehoevendheid bij de aanvrager ligt. Appellant was ingeschreven met een briefadres in Rotterdam, maar verbleef volgens verklaringen van zijn neef en nicht voornamelijk in Den Haag. De Raad concludeert dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn woonplaats in Rotterdam had en dat hij daarom geen recht had op bijstandsverlening. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de afwijzing van de aanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam terecht was. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.