ECLI:NL:CRVB:2017:1388
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand aan adresloze personen onder de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een bijstandsaanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De appellante, die zich meldde als dakloze zonder vaste woon- of verblijfplaats, had een aanvraag ingediend voor bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Het college had de aanvraag afgewezen, stellende dat appellante haar hoofdverblijf had op een van de adressen waar zij tijdelijk verbleef. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank een onjuist criterium heeft aangelegd bij de beoordeling van de woon- en leefsituatie van appellante. De Raad heeft vastgesteld dat appellante in de te beoordelen periode niet was ingeschreven met een woonadres en ook geen briefadres had. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de situatie van appellante in ogenschouw genomen en geconcludeerd dat zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij geen vaste woon- of verblijfplaats had. De Raad heeft het bestreden besluit van het college vernietigd en bepaald dat appellante met terugwerkende kracht bijstand moet ontvangen.
De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke woon- en leefsituatie bij de beoordeling van het recht op bijstand voor adresloze personen. De Raad heeft het college ook veroordeeld in de kosten van appellante, die in totaal € 2.970,- bedragen, en heeft bepaald dat het college het griffierecht van € 168,- aan appellante moet vergoeden.