ECLI:NL:CRVB:2019:1452
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering wegens schending inlichtingenverplichting bij werkzaamheden voor groentehandel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, die betrokken was bij het vervoer van bananen voor een vriend met een groentehandel, had zijn bijstandsuitkering zien intrekken door het college van burgemeester en wethouders van Haarlem. Dit besluit was genomen omdat de appellant had verzuimd om zijn werkzaamheden te melden, wat in strijd was met de inlichtingenverplichting. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, en de appellant ging in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat de activiteiten van de appellant als op geld waardeerbare werkzaamheden moesten worden aangemerkt, ongeacht of hij daadwerkelijk een vergoeding had ontvangen. De Raad benadrukte dat het niet alleen gaat om het inkomen dat iemand daadwerkelijk ontvangt, maar ook om het inkomen dat redelijkerwijs kan worden verkregen. De appellant had geen objectieve en verifieerbare gegevens over de omvang van zijn werkzaamheden overgelegd, wat leidde tot de conclusie dat zijn recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De gronden die de appellant in hoger beroep aanvoerde, waren in wezen gelijk aan die in de eerdere procedure. De Raad vond de motivering van de rechtbank overtuigend en concludeerde dat het college terecht de bijstand had ingetrokken. Het hoger beroep van de appellant werd dan ook afgewezen, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.