ECLI:NL:CRVB:2019:1446
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een aanvraag voor bijstand en de toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht
Op 23 april 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 18/774 PW-PV. Deze uitspraak betreft een hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam van 12 januari 2018. De appellante had op 18 november 2016 bijstand aangevraagd, maar het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag buiten behandeling gelaten. Dit gebeurde op basis van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de appellante de gevraagde bankafschriften niet binnen de gestelde termijn had overgelegd. De bankafschriften betroffen de Groei Groter Rekening, waarvan het college terecht heeft vastgesteld dat deze niet tijdig waren ingediend. De appellante heeft deze documenten pas in bezwaar overgelegd, wat niet in overeenstemming is met de vereisten voor een volledige aanvraag.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de beroepsgrond van de appellante, dat het college ten onrechte toepassing heeft gegeven aan artikel 4:5 van de Awb, niet slaagt. De enkele omstandigheid dat het college de ingediende gegevens nader heeft bekeken, betekent niet dat het stadium van de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag al was aangebroken. De Raad concludeert dat er nog steeds sprake was van een incomplete aanvraag, aangezien de appellante de gevraagde bankafschriften niet tijdig had ingediend. Het college was derhalve bevoegd om de aanvraag buiten behandeling te stellen. Het hoger beroep is afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.