In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van het Uwv met betrekking tot de Wajong-uitkering van appellante. Appellante had eerder een aanvraag voor een uitkering ingediend, die was afgewezen op basis van een rapport van een verzekeringsarts. Na een nieuwe aanvraag en een daaropvolgend afwijzend besluit, heeft appellante bezwaar gemaakt, wat uiteindelijk ook ongegrond werd verklaard door de rechtbank. In hoger beroep heeft appellante gesteld dat er nieuwe feiten en omstandigheden zijn die haar medische situatie betreffen, en dat deze niet goed zijn meegenomen in de eerdere beoordelingen. De Raad heeft een onafhankelijke deskundige benoemd, die concludeerde dat appellante op 22 april 2014 ernstige beperkingen had, waaronder een depressieve stoornis en angststoornis. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit van het Uwv niet op een deugdelijke medische grondslag was gebaseerd en heeft het Uwv opgedragen om de gebreken in het besluit te herstellen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van deskundigen in het proces.