ECLI:NL:CRVB:2019:1412

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 april 2019
Publicatiedatum
25 april 2019
Zaaknummer
17/2489 WIA-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitkering Wet WIA na verkorte wachttijd

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 april 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een werkneemster die een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) had aangevraagd met een verkorte wachttijd. De werkneemster, die zich op 1 september 2014 ziek had gemeld, had op 31 juli 2015 een aanvraag ingediend voor een uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag op 28 september 2015 afgewezen. De werkneemster had hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank Gelderland had het beroep van de werkneemster tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

De Centrale Raad oordeelde dat de aanvraag van de werkneemster om een uitkering met verkorte wachttijd niet kon worden toegewezen. De psychiater van de werkneemster had aangegeven dat verbetering van haar situatie in de toekomst niet uitgesloten was, wat betekende dat er geen wettelijke grondslag was om de aanvraag goed te keuren. De Raad benadrukte dat de Wet WIA een wachttijd van twee jaar voorschrijft, en dat verkorting van deze wachttijd alleen mogelijk is in gevallen waarin sprake is van een onomkeerbare situatie. Aangezien de psychiater geen definitieve uitspraak had gedaan over de stabiliteit van de medische situatie van de werkneemster, kon de aanvraag niet worden toegewezen.

Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van de werkneemster ongegrond. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

17.2589 WIA-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van
de rechtbank Gelderland van 23 februari 2017, 16/256 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 4 april 2019
Zitting heeft: mr. B.J. van de Griend
Griffier: J. Smolders
Appellante heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door mr. J.G.J. Spiekker en
F.H. Tjeenk Willink. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. H. ten Brinke.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Op 1 september 2014 heeft [werkneemster] (werkneemster), die laatstelijk werkzaam was als office manager bij appellante, zich ziek gemeld. Op 31 juli 2015 heeft werkneemster een aanvraag ingediend om met toepassing van een verkorte wachttijd in aanmerking te komen voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Bij besluit van 28 september 2015 heeft het Uwv de aanvraag van werkneemster afgewezen.
Bij besluit van 2 december 2015 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 28 september 2015 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Tussen partijen is in geschil of het Uwv terecht en op goede gronden de aanvraag van werkneemster om een uitkering op grond van de Wet WIA na een verkorte wachttijd heeft afgewezen.
Het uitgangspunt van de Wet WIA is dat er een wachttijd is van twee jaar. Alleen in gevallen waarin op voorhand duidelijk is dat sprake is van een onomkeerbare situatie, is er een mogelijkheid om hierop met toepassing van artikel 23, zesde lid, van de Wet WIA een uitzondering te maken. Het toetsingscriterium is beperkter dan bij het einde van de wachttijd. Verkorting van de wachttijd is alleen mogelijk als sprake is van een medisch stabiele of verslechterende situatie. Het moet dus vaststaan dat de situatie van betrokkene niet meer zal verbeteren. De psychiater van werkneemster heeft verbetering van haar situatie in de toekomst niet uitgesloten. Er ontbreekt daarom een wettelijke grondslag om de aanvraag van werkneemster om een uitkering op grond van de Wet WIA met verkorte wachttijd toe te wijzen.
Het hoger beroep van appellante slaagt niet en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
J. Smolders B.J. van de Griend

RB