ECLI:NL:CRVB:2019:1405
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de hoogte van de bijzondere bijstand voor woonkosten en de in aanmerking te nemen middelen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 17 januari 2019, waarin de hoogte van de bijzondere bijstand voor woonkosten van de appellant werd vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft op 4 april 2019 uitspraak gedaan in deze zaak (ECLI:NL:CRVB:2019:1405). De appellant, die een eigen woning bezit, ontving bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag van € 105,89 per maand voor de periode van 17 juli 2018 tot en met 31 juli 2019. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht had bij de berekening van deze toeslag rekening gehouden met de voorlopige belastingteruggave van de appellant, die omgerekend € 106,58 per maand bedroeg.
De appellant was het niet eens met deze berekening en stelde dat de belastingteruggave niet in mindering mocht worden gebracht op de woonkostentoeslag. Hij voerde aan dat al zijn individuele kosten in aanmerking moesten worden genomen bij de berekening van de hoogte van de toeslag. De Raad heeft echter het oordeel van de rechtbank onderschreven en bevestigd dat de voorlopige belastingteruggave behoort tot de middelen die voor de bijstandsverlening in aanmerking moeten worden genomen. De Raad heeft eerder in vergelijkbare uitspraken bevestigd dat het college terecht de belastingteruggave als inkomsten in mindering heeft gebracht op de woonkostentoeslag.
De Raad heeft verder vastgesteld dat het in deze zaak niet gaat om algemene bijstand voor levensonderhoud, maar om bijzondere bijstand voor woonkosten. De appellant heeft geen grond voor zijn standpunt dat al zijn individuele kosten moeten worden betrokken bij de berekening van de woonkostentoeslag. De Raad heeft geconcludeerd dat de berekening van de woonkostentoeslag door het college correct is uitgevoerd, in overeenstemming met de Participatiewet en het beleid van de gemeente Utrecht. Het hoger beroep van de appellant is dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling tot schadevergoeding of voor een veroordeling in de proceskosten.