ECLI:NL:CRVB:2019:1391
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de zorgvuldigheid van medisch onderzoek door het Uwv in het kader van ziekengeld
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die als orderpicker werkte, had zich op 9 mei 2016 ziek gemeld met psychische klachten. Het Uwv had vastgesteld dat hij per 20 mei 2016 geen recht meer had op ziekengeld op grond van de Ziektewet. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht. De Raad oordeelt dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is geweest en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank heeft de beroepsgronden van de appellant afdoende besproken en geoordeeld dat deze niet slagen. De Raad voegt hieraan toe dat de verzekeringsarts in beginsel mag varen op zijn eigen oordeel en dat er geen noodzaak was om aanvullende medische informatie op te vragen bij de behandelend artsen van de appellant. De overwegingen van de rechtbank worden volledig onderschreven, en het hoger beroep van de appellant wordt afgewezen.