ECLI:NL:CRVB:2019:1362

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
19 april 2019
Zaaknummer
15/7985 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid en recht op IVA-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Gelderland. Appellant, die als operator werkte, had zich op 15 april 2012 ziekgemeld vanwege gehoorklachten, duizeligheid en psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende appellant een loongerelateerde WGA-uitkering toe, maar verklaarde later zijn bezwaar ongegrond, met de stelling dat er geen sprake was van een duurzame situatie. De rechtbank bevestigde deze beslissing, maar appellant ging in hoger beroep.

De Raad heeft een onafhankelijke deskundige, drs. C. Jaiwan, ingeschakeld om de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid van appellant te beoordelen. De deskundige concludeerde dat er een geringe kans op herstel was, wat de Raad overtuigend vond. De Raad oordeelde dat de beperkingen van appellant als duurzaam moesten worden gekwalificeerd, waardoor het bestreden besluit van het Uwv op een onjuiste medische grondslag berustte. Het hoger beroep van appellant slaagde, en de Raad vernietigde de eerdere uitspraak en het besluit van het Uwv. Tevens werd het Uwv opgedragen om opnieuw op het bezwaar van appellant te beslissen.

De Raad heeft het Uwv ook veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 3.328,- bedragen, en het Uwv moet het griffierecht van € 168,- vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling bij het vaststellen van arbeidsongeschiktheid en de duurzaamheid daarvan.

Uitspraak

15/7985 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
27 oktober 2015, 14/6258 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 19 april 2019
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. K. Aslan, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingezonden.
Op verzoek van de Raad heeft drs. C. Jaiwan, psychiater, bij rapport van 28 maart 2018 als deskundige van advies gediend.
Partijen hebben op dat rapport gereageerd, waarna drs. Jaiwan desgevraagd nog een tweetal reacties heeft ingezonden.
Het Uwv heeft een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep
overgelegd, waar appellant op heeft gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2019. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Aslan. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.J. Belder.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is werkzaam geweest als operator voor gemiddeld 33,6 uur per week. Op 15 april 2012 heeft hij zich ziekgemeld in verband met gehoorklachten, duizeligheid en psychische klachten. In verband hiermee heeft het Uwv appellant bij besluit van 6 maart 2014 met ingang van 13 april 2014 een loongerelateerde WGA-uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 53,09%.
1.2.
Bij beslissing op bezwaar van 18 juli 2014 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 6 maart 2014 ongegrond verklaard. Daarbij heeft het Uwv − onder verwijzing naar de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep − de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant vanaf 13 april 2014 op arbeidskundige gronden vastgesteld op 80 tot 100%. Omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep van mening was dat er meer dan een geringe verbetering was te verwachten binnen een jaar en daarna, heeft het Uwv tevens vastgesteld dat er geen sprake is van een duurzame situatie. Appellant heeft daarom geen recht op een IVA-uitkering.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank overweegt daarbij dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle naar voren gebrachte klachten zijn op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelende sector. Niet gebleken is dat de verzekeringsartsen aspecten van de gezondheidstoestand van appellant hebben gemist. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat op 13 april 2014 sprake was van een medische eindsituatie en daarmee van duurzaamheid van de beperkingen. Er zijn geen stukken overgelegd die hierop wijzen. Het Uwv heeft naar het oordeel van de rechtbank een voldoende concrete en individuele onderbouwing gegeven aan de verwachting dat er op de datum in geding een meer dan geringe kans op herstel van de functionele mogelijkheden van appellant bestond.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat ook uit recente rapporten van de behandelend sector blijkt dat hij in verband met zijn lichamelijke en psychische klachten volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Hij is daarom van mening dat hij op grond van artikel 47 van de Wet WIA recht heeft op een IVA-uitkering.
3.2.
Het Uwv is gegeven de verzekeringsgeneeskundige rapporten van mening dat er op 13 april 2014 geen sprake was van duurzaamheid van de bij appellant bestaande klachten en beperkingen.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
In hoger beroep is niet in geschil of appellant volledig arbeidsongeschikt is. Partijen zijn uitsluitend verdeeld over de vraag of de volledige arbeidsongeschiktheid als duurzaam moet worden aangemerkt, waarmee appellant voldoet aan de voorwaarden voor een IVA-uitkering.
4.2.
Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is volgens artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA, hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Volgens het derde lid wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
4.3.
Volgens vaste rechtspraak (ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896) dient de verzekeringsarts zich een oordeel te vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA. Hierbij moet hij, uitgaande van de medische situatie op de datum in geding, een inschatting maken van de herstelkansen, in de zin van een verbetering van de functionele mogelijkheden van de verzekerde. De inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar na het ontstaan van het recht op uitkering en in de periode daarna, dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de individuele verzekerde aan de orde zijn. Indien die inschatting berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.
4.4.
Om meer inzicht te krijgen in de duurzaamheid van de beperkingen van appellant als gevolg van zijn lichamelijke en psychische klachten heeft de Raad de psychiater drs. Jaiwan als deskundige benoemd teneinde van verslag en advies te dienen. De deskundige komt in zijn rapport en de nadere reacties tot de conclusie dat voor appellant als gevolg van de bij hem bestaande lichamelijke klachten, depressie en persoonlijkheidsstoornis NAO er een geringe kans op herstel bestaat.
4.5.
Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige volgt als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt. Deze situatie doet zich hier voor. Blijkens het deskundigenrapport en de nadere reacties van drs. Jaiwan heeft hij appellant onderzocht en is de inhoud van het rapport en de reacties inzichtelijk en consistent. Er zijn geen omstandigheden die aanleiding geven het rapport niet te volgen. De deskundige heeft in het rapport en zijn nadere reacties gemotiveerd uiteengezet dat de beperkingen van appellant, gelet op de combinatie van de bij hem bestaande depressie en persoonlijkheidsstoornis NAO, als duurzaam moeten worden beschouwd.
4.6.
Nu de voor appellant geldende beperkingen en de daaruit voortvloeiende arbeidsongeschiktheid als duurzaam moet worden gekwalificeerd berust het bestreden besluit op een onjuiste medische grondslag, hetwelk er toe leidt dat het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak en het bestreden besluit moeten worden vernietigd. De Raad zal het Uwv opdracht geven om opnieuw op het bezwaar van appellant tegen het besluit van
6 maart 2014 te beslissen.
5. Er bestaat aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 1.024,- in bezwaar (twee punten), op € 1.024,- in beroep (twee punten) en op € 1.280, - in hoger beroep (twee en een halve punt) voor verleende rechtsbijstand, tezamen € 3.328,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 18 juli 2014 gegrond en vernietigt dat besluit;
- draagt het Uwv op een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen met inachtneming van
deze uitspraak;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant in bezwaar, in beroep en in hoger
beroep tot een bedrag van € 3.328,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van
€ 168,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van
R.P.W. Jongbloed als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2019.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) R.P.W. Jongbloed
lh