ECLI:NL:CRVB:2019:136
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering op basis van woonadres en terugvordering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, die studiefinanciering ontving op basis van de Wet studiefinanciering 2000, werd door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geconfronteerd met een herziening van zijn studiefinanciering. Dit gebeurde na een onderzoek naar zijn woonsituatie, waarbij bleek dat hij niet op het geregistreerde adres woonde. De minister had op basis van dit onderzoek besloten de studiefinanciering te herzien naar de norm voor thuiswonende studenten en een bedrag van € 3.300,76 terug te vorderen. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het onderzoek naar de woonsituatie van de appellant voldoende grondslag biedt voor de beslissing van de minister. De verklaring van de hoofdbewoonster en de bevindingen van de controleurs waren voldoende om aan te nemen dat de appellant niet op het brp-adres woonde. De Raad concludeert dat de appellant in hoger beroep geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die de eerdere beslissing van de rechtbank zouden kunnen ondermijnen. De herziening van de studiefinanciering en de terugvordering worden bevestigd, en de Raad wijst erop dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.