ECLI:NL:CRVB:2019:135
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering op basis van woonsituatie en huisbezoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de herziening van de studiefinanciering van appellante, die door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap was vastgesteld op basis van de Wet studiefinanciering 2000. De minister had de studiefinanciering herzien naar de norm voor thuiswonende studenten, omdat uit een huisbezoek was gebleken dat appellante niet op het opgegeven adres woonde. Appellante had hoger beroep ingesteld, omdat zij van mening was dat haar huisrecht was geschonden en dat er wel degelijk persoonlijke spullen aanwezig waren op het adres.
De Raad heeft overwogen dat de toestemming van de hoofdbewoonster van het adres voldoende was voor het rechtmatig binnentreden van de controleurs. De kamer van appellante was niet bestemd voor exclusief gebruik door haar, en de bevindingen van het huisbezoek gaven voldoende grondslag voor de herziening van de studiefinanciering. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij het beroep van appellante ongegrond was verklaard. De Raad oordeelde dat de argumenten van appellante in hoger beroep niet overtuigend waren en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.