ECLI:NL:CRVB:2019:1346
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering van appellant na schorsing door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Appellant, die zich per 12 mei 2010 ziek had gemeld met psychische klachten, ontving een WIA-uitkering die in 2012 was toegekend. Na een anonieme melding over mogelijk werk naast de uitkering, heeft het Uwv onderzoek gedaan en de uitkering per 1 januari 2014 geschorst. Appellant heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. In 2015 heeft het Uwv besloten dat appellant op 9 mei 2012 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot beëindiging van de uitkering per 30 oktober 2014.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen. Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat hij verdergaand beperkt is dan vastgesteld, maar de Raad oordeelt dat de gronden in hoger beroep grotendeels herhaling zijn van eerdere argumenten. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat de geselecteerde functies geschikt zijn voor appellant. Het hoger beroep wordt afgewezen en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.