ECLI:NL:CRVB:2019:1330
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bruikleenbus op basis van zorgvuldige medische beoordeling en adequaat openbaar vervoer
Op 17 april 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een bruikleenbus door appellant, die volledig rolstoelafhankelijk is vanwege een neurologische aandoening. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, omdat appellant gebruik zou kunnen maken van het aanvullend openbaar vervoer (AOV), wat volgens het college voldoende zou zijn om in zijn vervoersbehoefte te voorzien. De rechtbank had de afwijzing van de aanvraag eerder bevestigd, waarbij werd gesteld dat de adviezen van het indicatie adviesbureau Amsterdam (IAB) zorgvuldig waren en dat er geen bewijs was dat de vervoersbehoefte van appellant verkeerd was ingeschat.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de problemen die hij ondervond bij het gebruik van het AOV. Hij voerde aan dat het gebruik van het AOV een te grote belasting voor hem en zijn familie was en vroeg om de benoeming van een deskundige. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld en dat het AOV een passende bijdrage levert aan de vervoersbehoefte van appellant. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen, aangezien het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en appellant geen nieuwe medische stukken had overgelegd die de eerdere beoordelingen in twijfel trokken.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen omstandigheden waren die het college hadden moeten aanzetten tot het toepassen van de hardheidsclausule. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met N.R. Docter als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken op 17 april 2019.