ECLI:NL:CRVB:2019:1312
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van functies voor appellant in het kader van de Ziektewet na eerstejaars ZW-beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellant, die als meubelspuiter werkzaam was, had zich op 29 juli 2015 ziek gemeld met rugklachten en diabetes mellitus type 2. Na een eerstejaars ZW-beoordeling door een verzekeringsarts, werd vastgesteld dat appellant niet in staat was zijn eigen werk te verrichten, maar dat hij in staat was om 69,75% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Het Uwv besloot op 13 juni 2016 dat appellant geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn loon kon verdienen.
Appellant ging in beroep tegen dit besluit, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat de geselecteerde functies productiemedewerker industrie en wikkelaar, samensteller elektrotechnische apparatuur niet geschikt waren vanwege een ontoelaatbare overschrijding van zijn belastbaarheid. De Raad beoordeelde de geschiktheid van deze functies op basis van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en concludeerde dat de functies in overeenstemming waren met de belastbaarheid van appellant. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.
De uitspraak benadrukt de criteria voor het vaststellen van de geschiktheid van functies in het kader van de Ziektewet en de rol van verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige beoordelingen. De Raad oordeelde dat de functies productiemedewerker industrie en wikkelaar, samensteller elektrotechnische apparatuur medisch geschikt waren voor appellant, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.