ECLI:NL:CRVB:2019:1298

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 april 2019
Publicatiedatum
12 april 2019
Zaaknummer
17/6277 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten vervanging koelkast zonder bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die sinds 20 mei 2013 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter vervanging van haar koelkast, die plotseling defect was geraakt. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, omdat de kosten voor de vervanging als algemene noodzakelijke bestaanskosten werden beschouwd, die niet onder bijzondere omstandigheden vallen. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de kosten voor de vervanging van de koelkast voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, omdat de koelkast eerder dan verwacht kapot ging en zij niet had kunnen reserveren voor deze kosten. De Raad heeft echter geoordeeld dat de omstandigheid dat de koelkast eerder defect raakte dan verwacht, niet betekent dat de kosten onvoorzienbaar waren. De Raad heeft bevestigd dat duurzame gebruiksgoederen na verloop van tijd gerepareerd of vervangen moeten worden en dat het ontbreken van reserveringsruimte in verband met schulden geen bijzondere omstandigheid oplevert.

De Raad heeft ook de argumenten van appellante over de motivering van het bestreden besluit en de vergoeding van kosten in de bezwaarprocedure verworpen. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17.6277 PW

Datum uitspraak: 2 april 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 2 augustus 2017, 17/675 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. W.P.R. Peeters, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 februari 2019. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Peeters. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.B.H. Fijneman.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante ontvangt met ingang van 20 mei 2013 bijstand, laatstelijk op grond van de Participatiewet (PW) naar de norm voor een alleenstaande ouder.
1.2.
Op 2 september 2016 heeft appellante een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor de kosten van vervanging van haar koelkast tot een bedrag van € 439,05.
1.3.
Bij besluit van 21 september 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 19 december 2016 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen. Aan de besluitvorming ligt, voor zover van belang, ten grondslag dat de kosten van vervanging van een koelkast algemeen noodzakelijke bestaanskosten zijn, die in beginsel dienen te worden bestreden door reservering of gespreide betaling achteraf en dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die tot inwilliging van de aanvraag nopen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In artikel 35, eerste lid, van de PW is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.2.
Tussen partijen is in geschil of de kosten voor de vervanging van de koelkast voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Appellante heeft in dit verband, samengevat, aangevoerd dat de desbetreffende kosten niet voorzienbaar waren en dat zij niet heeft kunnen reserveren. De koelkast is plotseling, al na acht jaar in plaats van de gemiddelde levensduur van vijftien jaar, kapot gegaan en appellante moest, gelet op de zomerperiode en omdat zij twee kleine kinderen heeft, direct overgaan tot de aanschaf van een nieuwe koelkast. In 2014 heeft appellante een nieuwe wasmachine aangeschaft, zodat zij weinig reserveringsruimte had.
4.2.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat van bijzondere omstandigheden geen sprake is. Duurzame gebruiksgoederen moeten na verloop van enige tijd worden gerepareerd dan wel vervangen. De omstandigheid dat de koelkast eerder dan appellante had verwacht defect is gegaan, maakt niet dat de vervanging geheel onvoorzienbaar was en dat appellante voor deze kosten niet heeft kunnen reserveren. Dat appellante een lening heeft moeten afsluiten en dat door de afbetaling bij de Wehkamp haar schulden zijn toegenomen, levert evenmin een bijzondere omstandigheid op. Het feit dat appellante twee jaar eerder een wasmachine op afbetaling heeft aangeschaft kan evenmin als zodanig worden aangemerkt. Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 24 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV2318) is het ontbreken van voldoende reserveringsruimte in verband met schulden en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen geen bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Wet werk en bijstand, thans de PW. De kosten die daarmee verband houden, kunnen niet worden afgewenteld op de PW.
4.3.
Appellante heeft aangevoerd dat haar tijdens de hoorzitting de mogelijkheid is geboden een berekening en eventuele nadere gronden in te dienen en dat het college hiermee in de besluitvorming geen rekening heeft gehouden. Omdat voor deze stelling in de gedingstukken geen steun is te vinden, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat van een dergelijke toezegging niet is gebleken.
4.4.
Appellante wordt niet gevolgd in haar betoog dat de rechtbank heeft miskend dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven omdat het geen deugdelijke motivering bevat als vereist in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor een deugdelijke motivering is vereist dat kenbaar en inzichtelijk wordt gemaakt op welke feitelijke en juridische grondslag het besluit is gebaseerd en dat de motivering toereikend is voor het gegeven besluit. Uit 4.1 en 4.2 volgt dat daar in dit geval aan is voldaan. Dat in het bestreden besluit niet expliciet op alle bezwaargronden is ingegaan maakt het voorgaande niet anders.
4.5.
Appellante wordt evenmin gevolgd in haar betoog dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte niet is overgegaan tot vergoeding van de kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar heeft gemaakt. In artikel 7:15, tweede lid, van de Awb is bepaald dat de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend worden vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Zoals de Raad eerder heeft overwogen (uitspraak van 23 augustus 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AY8044), is, mede gelet op de geschiedenis van de totstandkoming van dit artikel, van herroepen in de zin van dit artikellid slechts sprake indien het primaire besluit wordt gewijzigd wat betreft het daarbij beoogde of geweigerde rechtsgevolg. Hiervan is in dit geval geen sprake. Een wijziging of aanvulling van de motivering kan niet als zodanig worden aangemerkt. Het bestreden besluit strekt nog steeds tot afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in de kosten van vervanging van een koelkast.
4.6.
Uit 4.1 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten in beroep en hoger beroep bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Y.J. Klik, in tegenwoordigheid van S.H.H. Slaats als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 april 2019.
(getekend) Y.J. Klik
(getekend) S.H.H. Slaats
md