ECLI:NL:CRVB:2019:1285
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening WAO-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, die sinds 1992 een WAO-uitkering ontvangt, had zijn uitkering zien herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Na een ziekmelding in 2013 en een beëindiging van zijn ZW-uitkering in 2016, heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellant herzien naar 80 tot 100% en later weer naar 35 tot 45%. Appellant was het niet eens met deze herziening en heeft bezwaar aangetekend. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat er een zorgvuldig medisch onderzoek had plaatsgevonden. In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald, maar de Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank de gronden van appellant afdoende had besproken en dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de geselecteerde functies niet passend waren. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd vastgesteld dat de medische en arbeidskundige grondslagen voldoende waren onderbouwd.