ECLI:NL:CRVB:2019:127
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de vaststelling van een persoonsgebonden budget en de terugvordering daarvan
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag. De appellant, die bekend is met psychiatrische problemen, had een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen voor de jaren 2013 en 2014. Na een administratief onderzoek werd de verantwoording van de besteding van het pgb afgekeurd, wat leidde tot de vaststelling van het pgb op nihil en de terugvordering van de uitbetaalde voorschotten. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze besluiten ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij had voldaan aan de verplichtingen om van zijn pgb alleen AWBZ-zorg in te kopen. In hoger beroep zijn geen nieuwe gronden naar voren gebracht, en de Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank volledig. De uitspraak bevestigt dat de terugvordering van het pgb terecht was en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.