Uitspraak
18.741 WSF
OVERWEGINGEN
,met de bevindingen van het huisbezoek aannemelijk gemaakt dat appellante ten tijde van het huisbezoek niet woonde op het brp-adres. Daartoe is overwogen dat het uittrekbed, waarop appellante zou slapen op de kamer die zij met haar nicht deelt, bij het huisbezoek niet kon worden uitgetrokken vanwege de hoeveelheid spullen die voor het bed lagen. Verder troffen de controleurs op deze kamer veel persoonlijke spullen van de nicht van appellante aan. Van appellante daarentegen werden op deze kamer, behoudens gedateerde poststukken uit de jaren 2012, 2014 en 2015, welke post was geadresseerd aan het adres van appellantes moeder, geen persoonlijke spullen aangetroffen. Ten aanzien van de getoonde kleding werd verklaard dat appellante en haar nicht dezelfde maat hebben en elkaars kleding dragen. De controleurs beschrijven echter dat, op basis van foto’s die in de kamer staan, appellante en haar nicht een ander postuur hebben. Voorts heeft appellante geen juiste beschrijving van de badkamer gegeven. Het door haar benoemde douchegordijn werd bij inspectie van de badkamer niet aangetroffen en een ophangpunt voor een douchegordijn ontbrak.