ECLI:NL:CRVB:2019:1245
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de hoogte van de boete wegens schending van de inlichtingenplicht in het kader van de Werkloosheidswet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoogte van een boete die aan appellant was opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht. Appellant had een aanvraag voor een WW-uitkering ingediend na ontslag, maar had verzuimd het Uwv te informeren over zijn werkhervatting bij zijn ex-werkgever. Het Uwv had een boete van € 2.590,- opgelegd, welke later was verlaagd naar € 1.300,-. De rechtbank Limburg had het beroep van appellant tegen deze beslissing gegrond verklaard, maar het Uwv had in hoger beroep de boete opnieuw vastgesteld op € 1.292,49. De Raad oordeelde dat het Uwv de boete ten onrechte naar boven had afgerond op € 1.300,- en dat de rechtbank dit niet had onderkend. De Raad bevestigde dat appellant zijn inlichtingenplicht had geschonden, maar dat de hoogte van de boete correct moest worden vastgesteld op basis van de geldende regelgeving. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank voor zover deze de boete betrof en stelde de boete vast op € 1.292,49. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de kosten van bezwaar en wettelijke rente over onverschuldigd betaalde bedragen.