ECLI:NL:CRVB:2019:1225
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bijzondere bijstand voor was- en slijtagekosten van kleding en de rol van GGD-advies in besluitvorming
In deze zaak gaat het om de toekenning van bijzondere bijstand voor was- en slijtagekosten van kleding aan een appellant met de ziekte van Crohn. De appellant heeft op 12 oktober 2016 bijzondere bijstand aangevraagd op basis van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet (PW). Hij stelde dat zijn medische klachten leidden tot extra kosten voor het wassen en slijten van zijn kleding. De Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) had in 2014 geadviseerd dat de appellant in de categorie 'meerkosten volwassene' viel, wat resulteerde in een normbedrag voor bijzondere bijstand.
Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft in februari 2017 een bedrag van € 216,54 toegekend, gebaseerd op het GGD-advies. Na bezwaar van de appellant is dit bedrag verhoogd naar € 230,-, maar het college heeft geen aanleiding gezien om van een hoger normbedrag uit te gaan. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, omdat hij niet had aangetoond dat zijn kosten hoger waren dan het toegekende bedrag.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt dat zijn kosten € 70,- per maand bedragen en dat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom hij in categorie 2 was ingedeeld. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college zich op goede gronden had gebaseerd op het GGD-advies en dat de appellant niet had aangetoond dat zijn medische situatie was veranderd of dat hij meer kosten maakte dan het college had vastgesteld. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af.