ECLI:NL:CRVB:2019:1197
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en medisch onderzoek door verzekeringsarts
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die zijn beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellant, die in 2003 en 2012 bedrijfsongevallen heeft gehad, heeft sinds 2012 lichamelijke en psychische klachten. Hij heeft een aanvraag gedaan voor een WIA-uitkering, maar het Uwv heeft vastgesteld dat hij per 7 september 2015 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar ook het bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig was uitgevoerd en dat de door appellant ingebrachte medische informatie niet leidde tot een andere conclusie. In hoger beroep heeft appellant opnieuw aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn klachten. De Raad voor de Rechtspraak bevestigt de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat het Uwv zorgvuldig heeft gehandeld en dat de vastgestelde beperkingen juist zijn. Het verzoek om een onafhankelijke deskundige te benoemen is afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten zijn die de eerdere beoordeling zouden kunnen ondermijnen. De Raad concludeert dat de geselecteerde functies voor appellant passend zijn en bevestigt de eerdere uitspraak.