ECLI:NL:CRVB:2019:1184
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 april 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar WIA-uitkering te beëindigen. Appellante, die zich in 2005 ziek meldde met psychische klachten, was aanvankelijk volledig arbeidsongeschikt verklaard. Echter, na een herbeoordeling in 2015 concludeerde het Uwv dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was en beëindigde de uitkering per 19 juli 2015. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Rotterdam verklaarde haar beroep ongegrond.
In hoger beroep voerde appellante aan dat haar belastbaarheid niet correct was vastgesteld en dat de verzekeringsartsen onvoldoende rekening hadden gehouden met haar behoefte aan begeleiding. De Raad heeft het onderzoek heropend en de medische beoordelingen van de verzekeringsartsen beoordeeld. De Raad concludeerde dat de verzekeringsartsen de klachten van appellante op een zorgvuldige manier hadden betrokken bij hun beoordeling en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de vastgestelde medische belastbaarheid.
De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat het onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen bewijs was dat appellante meer beperkt was dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) was aangenomen. De Raad bevestigde dat de geselecteerde functies medisch passend waren voor appellante en dat de benodigde begeleiding in deze functies aanwezig was. Uiteindelijk werd het hoger beroep afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd, zonder veroordeling van het Uwv tot schadevergoeding of proceskosten.