ECLI:NL:CRVB:2019:1126
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tijdige terugvordering onverschuldigd gedane betalingen door ambtenaar na nalaten van actie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de terugvordering van onverschuldigd betaalde woon-werkverkeervergoeding aan een ambtenaar, betrokkene, door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. De minister had in eerste instantie een bedrag van € 16.766,36 teruggevorderd, maar dit bedrag werd later verlaagd naar € 11.215,26. De Raad oordeelde dat de onverschuldigde betaling was ontstaan door toedoen van betrokkene, die had nagelaten om actie te ondernemen om de vergoeding stop te zetten, ondanks dat hij op de hoogte was van zijn situatie. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de terugvordering niet terecht was, maar de Raad kwam tot de conclusie dat de minister de terugvordering tijdig had ingesteld, gezien de nalatigheid van betrokkene. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep ongegrond, waarmee de terugvordering door de minister werd bevestigd.