ECLI:NL:CRVB:2019:1086
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA en Ziektewet na hartklachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Appellant, die als dakdekker werkte, meldde zich ziek na een hartinfarct op 26 februari 2011. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat appellant na de voorgeschreven wachttijd geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn medische situatie niet is verbeterd en dat de verzekeringsartsen zijn hartklachten en beperkingen hebben onderschat. De Raad heeft overwogen dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hebben gehandeld en dat er geen nieuwe medische feiten zijn die de eerdere beoordelingen in twijfel trekken. De Raad bevestigt dat de geselecteerde functies voor appellant passend zijn en dat hij per 3 september 2016 geen recht meer heeft op ziekengeld en per 4 oktober 2016 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.