ECLI:NL:CRVB:2019:1066

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 maart 2019
Publicatiedatum
28 maart 2019
Zaaknummer
17/5184 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit Sociale verzekeringsbank over kinderbijslag

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) waarin zijn verzoek om als ouder wiens recht op kinderbijslag voor zijn zoon wordt uitbetaald, werd afgewezen. Het oorspronkelijke besluit van de Svb dateert van 24 maart 2016, waarin werd geweigerd appellant met ingang van 1 januari 2015 aan te merken als de ouder voor de kinderbijslag voor zijn in 1999 geboren zoon. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit werd op 30 juni 2016 ongegrond verklaard. De rechtbank Noord-Holland heeft in een eerdere uitspraak op 16 juni 2017 het beroep tegen dit besluit ook ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 14 februari 2019 heeft de Svb echter aangegeven dat het bestreden besluit in strijd is met zijn beleid. Dit leidde ertoe dat de Centrale Raad van Beroep besloot het bestreden besluit niet te handhaven. De Raad heeft het beroep van appellant gegrond verklaard, het besluit van 30 juni 2016 vernietigd en de Svb opgedragen om een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen. Tevens is de Svb veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 204,82, en het griffierecht van in totaal € 170,-. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met E.E.V. Lenos als voorzitter en M.M. van der Kade en M.A.H. van Dalen-van Bekkum als leden, in aanwezigheid van griffier H. Achtot.

Uitspraak

17.5184 AKW

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
16 juni 2017, 16/3804 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 28 maart 2019
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Op 14 februari 2019 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Appellant is in persoon verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Verbeek en
drs. W. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1.
Bij besluit van 24 maart 2016 heeft de Svb geweigerd om appellant met ingang van 1 januari 2015 aan te merken als de ouder wiens recht op kinderbijslag gelijk verdeeld over beide ouders wordt uitbetaald voor [naam zoon], de [in] 1999 geboren zoon van appellant. Het bezwaar van appellant hiertegen is bij besluit van 30 juni 2016 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep tegen dit besluit op bezwaar ongegrond verklaard.
2. Ter zitting van de Raad heeft de Svb meegedeeld dat het bestreden besluit in strijd is met zijn beleid. Daarom wordt dit besluit niet gehandhaafd en zal appellant alsnog met ingang van 1 januari 2015 worden aangemerkt als de ouder wiens recht op kinderbijslag voor [naam zoon] wordt uitbetaald.
3. De Svb heeft het in het besluit op bezwaar opgenomen standpunt niet gehandhaafd. Daarom vernietigt de Raad de aangevallen uitspraak, wordt het beroep tegen het bestreden besluit alsnog gegrond verklaard en wordt dat besluit vernietigd.
4. De Raad ziet aanleiding om te bepalen dat de Svb de proceskosten van appellant moet vergoeden. Op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden deze kosten begroot op € 204,82 voor in beroep en hoger beroep gemaakte reis- en verletkosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 30 juni 2016;
- draagt de Svb op een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen;
- veroordeelt de Svb in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 204,82;
- bepaalt dat de Svb aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht
van in totaal € 170,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos als voorzitter en M.M. van der Kade en M.A.H. van Dalen-van Bekkum als leden, in tegenwoordigheid van H. Achtot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2019.
(getekend) E.E.V. Lenos.
(getekend) H. Achtot.
md