ECLI:NL:CRVB:2019:1048
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.I. van der Kris
- W.M. Swinkels
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering wegens niet verschijnen op oproepen en verblijf in het buitenland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die zich op 4 augustus 2014 ziek had gemeld vanuit een werkloosheidssituatie, ontving vanaf 1 september 2014 een Ziektewet (ZW) uitkering. In april 2015 meldde zij aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zij op vakantie zou gaan van 23 april tot en met 3 mei 2015. Tijdens haar verblijf in het buitenland heeft zij echter niet gereageerd op oproepen voor spreekuren van de verzekeringsarts, wat leidde tot de beëindiging van haar ZW-uitkering op 30 juni 2015. Het bezwaar hiertegen werd ongegrond verklaard door het Uwv en de rechtbank bevestigde deze beslissing.
In hoger beroep voerde appellante aan dat het onderzoek door de verzekeringsarts niet noodzakelijk was, omdat zij al een ZW-uitkering had en dat zij door ziekte en de onveilige situatie in Afghanistan niet in staat was om terug te keren naar Nederland. De Raad oordeelde echter dat appellante niet had aangetoond dat zij niet in staat was om op de spreekuren te verschijnen en dat het Uwv op goede gronden de uitkering had ingetrokken. De Raad bevestigde dat appellante zelf verantwoordelijk was voor het doorgeven van haar verblijfadres en dat zij niet tijdig op de hoogte was van de oproepen.
De Raad concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van de intrekking van de ZW-uitkering af te zien en dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.