ECLI:NL:CRVB:2019:1047
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van functies
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WGA-uitkering van appellante, die eerder 100% arbeidsongeschikt was verklaard. Appellante, werkzaam als productiemedewerkster, is sinds 2010 uitgevallen door buik- en voetklachten, later verergerd door psychische klachten. Na een herbeoordeling door het Uwv in 2015, werd vastgesteld dat appellante per 22 december 2015 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de rechtbank Oost-Brabant heeft haar beroep ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de overwegingen van de rechtbank onderschreven. De Raad oordeelt dat het Uwv de belastbaarheid van appellante correct heeft ingeschat en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de geschiktheid van de geselecteerde functies. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat appellante geen duurzaam benutbare mogelijkheden heeft en dat de medische informatie die zij heeft ingediend niet voldoende onderbouwt dat er meer beperkingen moeten worden opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.