ECLI:NL:CRVB:2019:1031
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de juistheid van de buitenlandbijdrage 2012 vastgesteld door CAK
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren in 1950 en woonachtig in Turkije, ontving in 2012 een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en een uitkering van de Stichting Spoorwegpensioenfonds. Vanaf 2015 ontving hij een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet. CAK heeft appellant als verdragsgerechtigde aangemerkt, waardoor hij recht heeft op zorg in Turkije ten laste van Nederland, waarvoor hij een buitenlandbijdrage verschuldigd is.
De buitenlandbijdrage over 2012 werd door CAK vastgesteld op € 468,91. Na verrekening met een eerder ingehouden bedrag, moest CAK aan appellant nog € 243,19 betalen. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam bevestigde deze beslissing, waarop appellant in hoger beroep ging. In hoger beroep heeft appellant geen nieuwe gegevens ingediend die de juistheid van de buitenlandbijdrage zouden aantasten.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de buitenlandbijdrage over 2012 correct was vastgesteld en dat de gronden van appellant met betrekking tot zijn uitkering niet relevant waren voor het bestreden besluit. Het hoger beroep is afgewezen en het verzoek om schadevergoeding is eveneens afgewezen. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.