ECLI:NL:CRVB:2019:1012
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van IOAW-uitkering na ontdekking hennepkwekerij
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarbij de IOAW-uitkering van appellant is ingetrokken en de gemaakte kosten zijn teruggevorderd. Appellant ontvangt sinds 4 mei 2015 een uitkering op grond van de IOAW. In oktober 2016 ontmantelde de politie hennepkwekerijen in de woning en bedrijfsruimte van appellant. Naar aanleiding van deze ontdekking heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de IOAW-uitkering. Appellant heeft verklaard dat hij sinds drie jaar hennep kweekt en heeft een handgeschreven overzicht verstrekt van zijn activiteiten. Het college heeft vervolgens besloten om de uitkering in te trekken over bepaalde periodes en de kosten van de uitkering terug te vorderen, omdat appellant geen deugdelijke administratie heeft bijgehouden.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de terugvordering lager had moeten zijn, omdat de laatste oogst door de politie in beslag is genomen. De Raad overweegt dat de intrekking van de uitkering niet in geschil is en dat het college verplicht was om de uitkering in te trekken en de kosten terug te vorderen. De beroepsgrond van appellant over de hoogte van de terugvordering slaagt niet, omdat het recht op de uitkering niet kan worden vastgesteld door het ontbreken van een deugdelijke administratie. De Raad bevestigt daarom de uitspraak van de rechtbank.