Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de disciplinaire maatregelen die hem zijn opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Den Helder. Appellant, werkzaam bij de gemeente sinds 1989, kreeg disciplinaire straffen opgelegd vanwege herhaaldelijk ongepast gedrag en een niet-acceptabele houding. Het college had appellant een schriftelijke berisping en een salarisinhouding opgelegd, wat appellant aanvecht. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de verstoorde arbeidsrelatie grotendeels aan appellant te wijten is en dat het college geen overwegend aandeel heeft gehad in deze situatie. De Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank, die de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaarde. De Raad stelt vast dat de opgelegde disciplinaire maatregelen niet onevenredig zijn en dat er geen aanleiding is voor het toekennen van een na-wettelijke uitkering aan appellant. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de werknemer voor zijn gedrag en de gevolgen daarvan voor de arbeidsrelatie.