ECLI:NL:CRVB:2018:964
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellant. Appellant, die eerder als groentemenger werkte, had zich ziek gemeld met rugklachten en bloedarmoede. Het Uwv had vastgesteld dat appellant met ingang van 12 december 2014 geen recht had op een WIA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat zijn beperkingen niet goed waren beoordeeld en dat hij meer beperkingen had dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) was opgenomen.
Tijdens de zitting op 21 februari 2018 heeft appellant zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn advocaat. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door een medewerker. De Raad heeft de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen van het Uwv in overweging genomen. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze beslissing bevestigd. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de eerdere beoordelingen in twijfel trokken. De Raad concludeerde dat appellant in staat was de geselecteerde functies te vervullen en dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en de proceskosten werden niet toegewezen.