Uitspraak
17.4197 AWBZ, 17/4198 AWBZ
8 mei 2017, 15/4619 en 16/6503 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard tegen het besluit van het Zorgkantoor van 16 september 2016, waarin het Zorgkantoor zijn eerdere besluit van 17 september 2014 handhaafde. Dit eerdere besluit hield in dat het persoonsgebonden budget van appellante voor het jaar 2013 op nihil werd vastgesteld en dat er een terugvordering van € 10.190,32 plaatsvond.
Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe of andere gronden aangevoerd, maar heeft zich beperkt tot het herhalen van de eerder in bezwaar en beroep aangevoerde gronden. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen en het oordeel van de rechtbank volledig onderschreven en volstaan met een verwijzing naar de eerdere uitspraak.
De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt, wat betekent dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank, voor zover deze is aangevochten, wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door J. Brand, met M.A.A. Traousis als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 maart 2018.