ECLI:NL:CRVB:2018:94
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling door artsen van het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellant, die als verkoper van automaterialen werkte, had zich op 30 oktober 2013 ziek gemeld en zijn dienstverband was op 31 oktober 2013 beëindigd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft appellant per 20 januari 2014 en later per 30 januari 2014 geschikt geacht voor zijn laatst verrichte arbeid, waarna zijn recht op ziekengeld werd beëindigd. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft zijn bezwaren ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft de beroepen van appellant tegen de besluiten van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij zij de conclusies van de artsen van het Uwv heeft onderschreven. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rapporten van de artsen zijn gebaseerd op verouderde informatie en dat zijn depressie eerder is ontstaan dan door de artsen werd vastgesteld. Hij heeft ook een rapport van een andere verzekeringsarts ingediend, waarin werd geconcludeerd dat hij niet in staat was om zijn werk uit te voeren.
De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische rapporten van het Uwv. De Raad heeft vastgesteld dat de artsen zorgvuldig onderzoek hebben gedaan en dat er geen bewijs is dat appellant op de data in geding niet in staat was om zijn werkzaamheden te verrichten. De Raad heeft de hoger beroepen van appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, zonder veroordeling in de proceskosten.