Uitspraak
16.3574 ZW
OVERWEGINGEN
21 maart 2016 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog opgemerkt dat het zoveel mogelijk gaan hervatten van de normale arbeidsrol en het doorbreken van de bewegingsangst is aangewezen. Ten slotte heeft de rechtbank overwogen dat de in beroep overgelegde informatie van de revalidatiearts van 27 januari 2016, los van de omstandigheid dat de revalidatiearts appellant ruim een half jaar na de datum in geding heeft onderzocht, het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt te bevestigen dat het voor appellant juist is aangewezen om meer te bewegen. Daarom heeft de rechtbank geoordeeld dat moet worden uitgegaan van de belastbaarheid zoals deze is vastgelegd in de FML van
7 mei 2015.
16 september 2015 inzichtelijk gemotiveerd dat de beperkingen zoals deze zijn opgenomen in de FML van 7 mei 2015, geen verdere aanvulling behoeven. Uit die informatie blijkt dat er geen overtuigende beperkingen zijn. Er is geen hernia en ook geen botoedeem aangetoond. Deze informatie is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep dan ook een bevestiging van het eerder ingenomen standpunt wat betreft de belastbaarheid van appellant. Dit geldt eveneens voor de overgelegde informatie van de behandelend psycholoog, zoals appellant ook niet betwist. Dat het Uwv desondanks heeft nagelaten te motiveren waarom geen verdergaande beperkingen zijn opgenomen, wordt niet gevolgd. In het rapport van
23 september 2015 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk gemotiveerd dat, ondanks het gegeven dat er nauwelijks een objectieve medische oorzaak voor de klachten van appellant aanwezig is, de klachten van appellant door de verzekeringsarts relatief ruim zijn gehonoreerd in de FML van 7 mei 2015. Er kan volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep dus niet gesteld worden dat de klachten van appellant zijn onderschat.