ECLI:NL:CRVB:2018:909
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant. Appellant, die zich op 7 februari 2014 ziek meldde na een auto-ongeval, had recht op ziekengeld op basis van de ZW. Na een eerstejaars ZW-beoordeling werd zijn recht op ziekengeld voortgezet, maar na een toetsing in het tweede ziektejaar concludeerde een verzekeringsarts dat appellant belastbaar was voor bepaalde functies. Het Uwv besloot op 10 november 2015 dat appellant met ingang van 11 december 2015 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen.
Appellant ging in beroep tegen dit besluit, maar de rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat de rapporten van de verzekeringsartsen tegenstrijdig waren en dat de geselecteerde functies niet geschikt voor hem waren vanwege deadlines en ploegendiensten. Het Uwv betwistte deze stellingen en stelde dat de geselecteerde functies medisch gezien geschikt waren voor appellant.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies in medisch opzicht geschikt waren voor appellant. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.