ECLI:NL:CRVB:2018:906
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die zich op 24 april 2014 ziek had gemeld, had een ZW-uitkering ontvangen. Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts op 5 maart 2015, werd vastgesteld dat de appellant belastbaar was met inachtneming van bepaalde beperkingen. De arbeidsdeskundige concludeerde dat de appellant in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen, wat leidde tot de beëindiging van zijn ZW-uitkering per 24 mei 2015.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts. De appellant voerde in hoger beroep aan dat zijn beperkingen onvoldoende waren erkend en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn beperkte kennis van de Nederlandse taal. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de appellant over de benodigde taalvaardigheid beschikte voor de geselecteerde functies, gezien zijn opleidingsniveau en de aard van de functies.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de gronden van de appellant in hoger beroep niet slaagden. Er werden geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de stellingen van de appellant konden ondersteunen. De Raad concludeerde dat de arbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor de appellant, en dat de uitspraak van de rechtbank correct was.