Uitspraak
16.4431 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
college daarbij de bijstand heeft afgestemd door de bijstand te verlagen met de autokosten;
€ 216,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.H. Klijnstra, had een aanvraag om bijstand ingediend op basis van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer had de bijstand toegekend, maar met een maandelijkse korting van € 108,34 op de bijstandsuitkering, omdat de zus van appellant de autokosten voor hem betaalde. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat de kosten van de auto geen algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan zijn en dat hij de auto nodig heeft vanwege zijn ernstige psychiatrische stoornis.
De Raad overwoog dat het college op grond van artikel 18, eerste lid, van de PW verplicht is om de bijstand af te stemmen op de omstandigheden van de betrokkene. De Raad concludeerde dat het enkele feit dat appellant geen autokosten hoeft te betalen, niet kan worden aangemerkt als een zeer bijzondere situatie die rechtvaardigt dat de bijstand wordt verlaagd. De Raad oordeelde dat appellant de auto nodig heeft om sociaal isolement te voorkomen en dat hij niet in staat is om met het openbaar vervoer te reizen. Daarom werd het hoger beroep van appellant gegrond verklaard, de eerdere uitspraak vernietigd en het besluit van het college herroepen.
Daarnaast werd het college veroordeeld in de kosten van appellant, die in totaal € 3.006,- bedroegen voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak benadrukt het belang van het individualiseringsbeginsel in de sociale zekerheidswetgeving en de noodzaak om rekening te houden met de specifieke omstandigheden van de aanvrager.