ECLI:NL:CRVB:2018:873
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvragen om bijstand wegens onduidelijke woonsituatie en schending van inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland. Appellant had zich op 24 april 2015 gemeld voor bijstand op grond van de Participatiewet, maar zijn aanvraag werd afgewezen omdat hij zijn inlichtingenverplichting niet was nagekomen. De gemeente had onderzoek gedaan naar zijn woonsituatie na een melding van de verhuurster dat appellant niet op het opgegeven adres verbleef. Appellant was niet verschenen op een gesprek dat was gepland om zijn situatie te verduidelijken, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag.
Appellant heeft later opnieuw bijstand aangevraagd, maar ook deze aanvraag werd afgewezen omdat hij niet voldoende aannemelijk kon maken dat hij op het opgegeven adres woonde. De Raad oordeelde dat appellant niet had voldaan aan zijn verplichtingen om informatie te verstrekken over zijn woonsituatie. De rechtbank had de beroepen tegen de besluiten van de gemeente ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraken. De verzoeken om schadevergoeding werden afgewezen, omdat er geen grond was voor toewijzing. De uitspraak werd gedaan door J.L. Boxum, in aanwezigheid van griffier A. Mansourova, en werd openbaar uitgesproken op 20 maart 2018.